Whatsapp Facebook X LinkedIn Instagram RSS feed

Zijn biostimulanten plantversterkers, is het omgekeerd of is geen van beide waar?

ARTIKEL
Facebook Twitter Linkedin Whatsapp
Harry van het Hof (COMPO EXPERT BNL), Paul Mertens (COMPO EXPERT BNL) en Mark Timmerman (PrograsS Europe BV), woensdag 9 juni 2021
255 sec


Wanneer er wordt gesproken over 'biostimulanten' en 'plantversterkers', blijkt niet iedereen op eenzelfde golflengte te zitten. Beide begrippen worden naar eigen inzicht ingevuld of door elkaar gehaald, en dat heeft al tot heel wat verwarring geleid.


Definitie

Toch is er een goede en duidelijk omlijnde definitie van biostimulanten gegeven door de EBIC (European Biostimulants Industry Council), een Europese organisatie van een aantal producenten van biostimulanten. Het doel van deze samenwerking is de biostimulantensector een grotere rol te geven bij het helpen van de land- en tuinbouw om genoeg gewassen te telen van een voldoende hoge kwaliteit, en tegelijkertijd om deze biostimulanten verstandig te gebruiken. Hiertoe pleit de EBIC voor een kwaliteitsvolle Europese markt voor biostimulanten en streeft ze naar erkenning van biostimulanten als een wezenlijke bijdrage aan een duurzame landbouwproductie, gebaseerd op groene innovatie. De EBIC-definitie van biostimulanten luidt als volgt: 'Biostimulantia voor planten bevatten stoffen en/of micro-organismen waarvan de functie is, wanneer toegepast op planten of op de bodem, om de natuurlijke processen te stimuleren die de opname van voedingsstoffen, de efficiëntie van voedingsstoffen, de tolerantie voor abiotische stress en de kwaliteit van het gewas verbeteren of bevorderen.'


Abiotische en biotische stress

Deze definitie wordt momenteel door zowel de wetenschappelijke wereld als door de wetgevende instanties aanvaard. Wat het meest opvalt aan deze omschrijving, is dat het actieterrein van biostimulanten beperkt wordt tot effecten tegen 'abiotische stress'. Abiotische stress is een term voor die stressfactoren die geen biologische oorsprong hebben. We denken dan in de eerste plaats aan hitte of koude, droogte of wateroverlast, maar ook aan lichtsterkte, zware speeldruk, eventuele zoutovermaat en dergelijke. Stoffen of plantversterkers die een biotische stresssituatie beïnvloeden (veroorzaakt door bijvoorbeeld schimmels, bacteriën of nematoden) of deze voorkomen, vallen niet onder de noemer 'biostimulanten', maar zijn 'gewasbeschermingsmiddelen' en hebben hiervoor een specifieke erkenning nodig. Zo wordt de stof harpine in bepaalde producten aangeprezen als plantversterker (en dus foutief als biostimulant), terwijl de werking ervan bestaat uit het oproepen van een verhoogde weerstand tegen (voornamelijk) schadelijke schimmels. Een biotische werking, dus zijn producten die harpine bevatten te beschouwen als gewasbeschermingsmiddelen! De term 'plantversterker' valt eveneens onder de categorie 'gewasbescherming', niet onder de categorie 'biostimulant'.


Blad doorsnede microscoop

Nieuwe verordening

In de nieuwe Verordening (EU) 2019/1009, die ingaat op 16 juli 2022, zijn biostimulanten 'producten die de voedingsprocessen van een plant stimuleren, onafhankelijk van het gehalte aan nutriënten van die producten, met als enige doel één of meer van de volgende (door de fabrikant te bewijzen!) eigenschappen van de plant of de rhizosfeer van de plant te verbeteren:
- de efficiëntie van het gebruik van nutriënten,
- de tolerantie voor abiotische stress,
- kwaliteitskenmerken,
- de beschikbaarheid van in de bodem of in de rhizosfeer vastgehouden nutriënten.'


Micro-organismen

Bepaalde nuttige micro-organismen kunnen worden beschouwd als biostimulanten, zoals in de definitie aangegeven is. De huidige, maar ook de komende Europese meststoffenwetgeving vermeldt een positieve lijst van micro-organismen die toegelaten zijn. Het gaat om Azotobacter spp., mycorrhizale zwammen, Rhizobium spp. en Azospirillum spp. Andere dan deze vermelde micro-organismen kunnen eventueel wel landelijk toegelaten zijn. Eén van de bekendste organismen is het bacteriegeslacht Bacillus. De soorten Bacillus subtilis en B. amyloliquefaciens zijn bekende, nuttige bodembacteriën die een symbiose aangaan met de grasplanten. De grassen 'cultiveren' de bacteriën aan hun wortels door het afscheiden van suikers en andere organische stoffen die als voeding dienen voor de bacteriën. Als 'tegenprestatie' geven de bacteriën groeibevorderende stoffen aan de grassen door of ze reiken extra fosfaten aan, die de plant normaal niet had kunnen opnemen. Een win-winsituatie voor beide partijen!


Zeewierextracten

Zeewierextracten worden ook tot de biostimulanten gerekend. De zeewieren worden geoogst en geperst om de celsappen eruit te halen, de zgn. zeewierextracten. De bekendste zeewieren die hiervoor gebruikt worden, zijn o.a. Laminaria sp., Ascophyllum nodosum en Ecklonia maxima. Afhankelijk van de producten en de gebruikte zeewieren (en de inspiratie van de fabrikant) wordt de aanwezigheid van verschillende stoffen vermeld en aangeprezen: suikers, aminozuren, sporenelementen, vitaminen en natuurlijke plantenhormonen. Van de reuzenkelp Ecklonia maxima is bijvoorbeeld bekend dat die de hoogste ratio van de natuurlijke plantenhormonen auxine/cytokinine kent. Extracten van dit zeewier lenen zich daarom uitstekend om de wortel- en nadien de bovengrondse plantengroei aan te wakkeren. Algemeen worden heel wat biostimulante eigenschappen toegeschreven aan zeewieren, vooral het opkrikken van het weerstandsvermogen tegen abiotische stresssituaties.


Silicium

Silicium wordt in de klassieke landbouwwetenschappen niet beschouwd als een voedingselement. Het element zou niet essentieel zijn voor de groei en voor de normale biologische en biochemische processen in een plant en kan dus gerekend worden tot de biostimulanten. Planten nemen silicaten op; silicium als zuiver element komt nauwelijks voor. Silicaten zijn zouten of polymeren van kiezelzuur. Zeer eenvoudige silicaten zijn plantopneembaar, complexere polymeren niet meer. Wanneer planten eenvoudige silicaten opnemen, zullen die in de plant aan elkaar klikken tot complexere silicaten en als glasachtige structuren neerslaan rond de cellen. De grassen worden - letterlijk! - harder en steviger en hebben een hoger dragend vermogen. Dat uit zich vooral in het feit dat ze toleranter worden tegenover droogte en hitte. Ook het chlorofylgehalte neemt toe. In de bodem zelf hebben eenvoudige silicaten trouwens een uitwisselingsrol met fosfaten, die hierdoor plantopneembaar worden.


Aminozuren

Aminozuren zijn in algemene zin bekend als de bouwstenen van eiwitten. Een bepaalde volgorde van aminozuren levert een bepaalde eiwitketen op. Minder bekend is dat (linksdraaiende) aminozuren solo wel degelijk zeer uiteenlopende biochemische functies in planten hebben. Zo spelen de aminozuren methionine en arginine een rol in de ontwikkeling van de wortels. De aminozuren proline, valine en serine treden op als antistressfactoren, glycine en asparaginezuur zijn onmisbaar in het fotosyntheseproces en een antioxidante werking mag verwacht worden van de aminozuren histidine en methionine. Er wordt algemeen van uitgegaan dat aminozuren het koolstof- en stikstofmetabolisme van planten verbeteren.


Humine- en fulvinezuren

Humine- en fulvinezuren zijn de eindproducten van de microbiële afbraak van organisch materiaal en worden tot de humussubstanties gerekend. Ze worden beschouwd als de meest voorkomende natuurlijke biologische moleculen op aarde. Waar huminezuren nog steeds bijzonder complexe, organische polymeerstructuren zijn, zijn fulvinezuren, de laatste vormen van het afbraakproces, heel wat eenvoudiger. De grootste bronnen van humine- en fulvinezuren zijn leonardiet en ligniet, beide afkomstig uit bruinkoolmijnen. Humine- en fulvinezuren zijn in principe vrij gemakkelijk van elkaar te scheiden, maar worden vaak samen aangeboden. Van deze zuren is bekend dat ze een positief effect hebben op de enzymatische activiteit in een plant. Andere belangrijke effecten zijn de antioxidante werking, de positieve effecten op de wortelontwikkeling en het voorkomen van celbeschadigingen, o.a. dankzij een verbeterde calciumbenutting. Verder hebben deze zuren chelaterende eigenschappen, waardoor kationen minder uitspoelbaar worden (en dus een hogere beschikbaarheidsgraad voor planten hebben).


Chitosan

De smulpapen onder ons waarderen zeker bereidingen van krab, kreeft en garnalen. Veel minder bekend is dat chitosan wordt gemaakt van de harde chitineschalen van deze schaaldieren. Die ondergaan bepaalde chemische behandelingen, waardoor uiteindelijk chitosan gevormd wordt. Chitosan kent heel wat industriële toepassingen, maar is ook bekend vanwege zijn biostimulante eigenschappen. De stof verhoogt onder andere het abiotische afweersystemen van planten, bevordert het kiemingsproces van zaden, de uitgroei van zaailingen en verhoogt het chlorofylgehalte. Naast de biostimulante effecten is chitosan ook bekend vanwege een aantal biocide werkingen.


Ten slotte

Het is meer dan waarschijnlijk dat dit lijstje van biostimulanten in de toekomst verder uitgebreid zal worden. Mogelijke kandidaten zijn onder andere de botanicals, een term die iedereen wel kent van de op gin gebaseerde cocktails. Botanicals zijn stoffen die afkomstig zijn uit plantenextracten. Momenteel is er vrij weinig bekend over hun biostimulante effecten en de vraag om extra onderzoek dringt zich dan ook op. Van een aantal botanicals zijn wel biocontrolerende effecten bekend. In dat geval gaat het niet om biostimulanten, maar om gewasbeschermingsmiddelen.


Auteurs: Harry van het Hof (COMPO EXPERT BNL), Paul Mertens (COMPO EXPERT BNL) en Mark Timmerman (PrograsS Europe BV)

Om te kunnen reageren moet je zijn ingelogd.   LOGIN   of maak gratis een account aan.

REACTIES
Pius Floris
Thursday 17 June 2021
Het artikel hierboven vraat om een reactie. simpelweg omdat er een aantal onwaarheden in staan. De belangrijkste is hier het harpine eiwiit. Het eiwit lokt inderdaad een reatie van de plant uit. Maar dat geldt ook voor alle andere genoemde producten. Er is op geen enkele wijze ooit geclaimd door wie dan ook dat het een weerstand oproept tegen schadelijke schimmels. of andere ziekteverwekkers. Biostimulante nhebben over het algemeen de werking om de plant te ontlasten waardoor deze zijn energie kan benutten om weerstand te bieden aan bedreigingen. We zullen met alle plezier aan de schrijvers heel precies uitleggenwat Harpine wel en niet doet. Want wat er over harpine wordt gescheven getuigt niet van de benodigde kennis. De schrijvers hebben duidelijk een heel eigen interpretatie van de EBIC definitie. Een biostuimulant is hetzelfde als een plantversterker. Daar staat bovendien tegenover dat Chitosan als biostimulant wordt aangeprezen terwijl de auteurs ook wijzen op de biocide functie. Daarmee is het automatisch een gewasbeschermingsmiddel.
Tuinder
Saturday 19 June 2021
Bijzondere reactie. Harpine is door haar ontwikkelaar Eden Bioscience, in 2000 onder de merknaam Messenger als biopesticide goedgekeurd door de EPA voor de Amerikaanse markt. Omdat Eden Bioscience financieel het hoofd niet boven water kon houden is Messenger in 2007 door PHC (plant health care), gekocht en onder andere naam als biostimulant op de markt gebracht. Ondertussen bestaan er in Amerika (EPA) al weer verschillende toelatingen als biopesticide, onder de naam Proact. Deze toelating is uiteraard nodig om claims te kunnen maken over het bestrijden van ziektes en plagen. Zou wel heel bijzonder zijn als de bovenstaande persoon dit niet weet van zijn eigen product.
Pius Floris
Tuesday 29 June 2021
Dag Tuinder. Jammer dat het niet onder uw eigen naam kan. Uw reactie vraagt om een antwoord. In de USA is registratie verplicht. Desnoods als "biopesticide" Een andere keus is er niet. Harpine heeft geen bestrijdende werking op welk organisme dan ook. Het is een elicitor die niets meer doet dan een reactie oproepen in de plant. Dat varieert van vruchtzetting tot calcium mobilisatie. Daar kwam Eden Bioscience snel achter. Het woord plantversterker kwam toen niet voor in het woordenboek van de telers. Boeren kochten Messenger en zagen dat het "niet werkte" tegen ziekten. Messenger faalde daardoor zodanig dat Eden eraan failliet ging. Het waren andere tijden. PHC geloofde destijds als enige in het product en heeft Eden overgenomen en de ontwikkeling van het oorspronkelijke Messenger voortgezet. En inderdaad. Ook vandaag zijn de verbeterde versies van deze plantversterker ook geregistreerd als biopesticide. Kijk maar eens op de lijst van de EPA in de USA om te zien hoeveel biologische plantversterkers er geregistreerd staan als biopesticide. Het is ondermeer aan bedrijven als Plant Health Cure te danken dat er eindelijk een Europese registratie onder de meststoffenwetgeving komt voor plantversterkers. En dat is de juiste plaats voor Harpine eiwitten. Want op een sterke plant hoeven niet zo veel bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. En tot slot beste Tuinder, ik ben uitstekend op de hoogte zoals je kunt lezen. Harpine eiwitten maken inmiddels furore in de USA, Zuid Amerika en Zuidelijk Afrika. En in Europa maken wij ons met succes sterk voor plantversterking. Want door het gebruik van kunstmest op golfbanen worden de grasplanten ziek door ongebalanceerde voeding. En daar houden ziekteverwekkers van. Dank voor je aandacht.

download artikel

Tip de redactie


ONDERDELEN
Archief
Dossiers
GIP
OVER ONS
Over ons
Duurzaamheid & NWST
Contact
Het team
ADVERTEREN EN ABONNEREN
Fysiek abonnement
Digitaal abonnement
Abonneren nieuwsbrief
Adverteren
Verschijningsdata
MEER
Redactionele spelregels
Algemene voorwaarden
Disclaimer
Privacy
Cookies
ONDERDELEN
OVER ONS
ADVERTEREN EN ABONNEREN
MEER