Studiedag vergroenen: 3-30-300 als kompas, geen keurslijf |
|
|
|
 |
| 221 sec |
Verslag studiedag Nationale Bomenbank en Terra Nostra over effectief vergroenen in stedelijke gebieden
Grote bomen verplanten? Het kan - en het werkt, mits je het goed doet. De 3-30-300-regel? Geen heilige graal, wél een praktisch stuurmiddel. En vergroenen begint niet altijd bij planten, maar bij keuzes in mobiliteit, ruimte en beheer. Tijdens de studiedag van de Nationale Bomenbank en Terra Nostra werd duidelijk: wie echt wil vergroenen, moet verder kijken dan het plantsoen.
Hoe breng je bomen weer tot leven in beleid, ontwerp én praktijk? Die vraag vormde de rode draad tijdens de studiedag van de Nationale Bomenbank en Terra Nostra. In het stadion van Excelsior in Rotterdam trapte algemeen directeur Dirk Doornenbal af met een heldere missie: "Wij willen bomen laten leven." Niet als abstract ideaal, maar als concrete opgave. De dag werd vormgegeven door vakmensen die uitsluitend aan bomen werken in de openbare ruimte. Met presentaties over de 3-30-300 regel, het verplanten van monumentale bomen, vergroening van hittegevoelige binnensteden en technologische innovaties in boombeheer.
Positief verhaal over bomen
Dagvoorzitter was geestelijk vader van de 3-30-300 regel Cecil Konijnendijk. Hij onderstreepte het belang van een positief verhaal over bomen. 'In de media gaat het vaak over overlast, gevaar of kosten. Maar bomen zijn de airconditioning van de stad. Ze koelen, filteren, verbinden - en ze verdienen beter.' Zijn 3-30-300 regel fungeerde als rode draad door het programma, en werd op uiteenlopende manieren toegepast en kritisch bekeken.
|
Inmiddels heet de helft van de Arnhemse pleinen een 'hof' - en ze worden ook daadwerkelijk groener ingericht
| |
|
 | Luc Wallays |
|
|
Een stadshof is automatisch groener dan een stadsplein
Luc Wallays, creatief directeur van bureau Omgeving, liet zien hoe zij afgelopen tijd Arnhem hebben bijgestaan in de wens om te vergroenen én verkoelen. Volgens Wallays begint vergroening óók bij taal. In Arnhem adviseerde hij om de helft van de stadspleinen om te dopen tot stadshof. Die simpele naamsverandering bleek effectief: 'Noem iets een hof, en mensen vinden vergroenen ineens logisch.' Het gaat om het veranderen van verwachtingen, en daarmee ook het gebruik en beheer van de ruimte. Inmiddels heet de helft van de Arnhemse pleinen een 'hof' - en ze worden ook daadwerkelijk groener ingericht. Boomexpert Ronald Loch merkte gevat op: 'En wat moeten we dan met het Hofplein in Rotterdam?' De Arnhemse opdracht begon als vraag om 'groene zones' te ontwerpen in de stad. Maar Wallays adviseerde breder te denken: niet alleen koele routes, maar een héle koele stad. Zijn ontwerpfilosofie gaat voor integraliteit. In die lijn wordt ook gewerkt aan een circulair depot voor alle vrijkomende bestrating: klinkers, stoeptegels en zelfs Chinees hardsteen, dat Arnhem uitfaseert, worden opgeslagen voor hergebruik in nieuwe groene projecten.
 | Dagvoorzitter Cecil Konijnendijk |
|
|
Rogier Mulder: geen 3-30-300 maar 10-minutenstad
Rogier Mulder, teamleider Bos & Bomen van de gemeente Utrecht, bracht het perspectief van de beheerpraktijk. Utrecht werkt met de 10-minutenstad als beleidskader en benadert het vooral vanuit groen en mobiliteit. Hoewel de 3-30-300 regel nog niet officieel in beleid is verankerd, vormt deze wel een belangrijke inspiratiebron voor het groenbeleid. Qua schaduw wil Utrecht op 40% komen, hierbij telt ook schaduw van gebouwen mee. Mulder benadrukte het belang van bomen ouder laten worden en pleitte voor behoud boven vervanging. Verplanten, een eigen bomenweeshuis en een databedreven aanpak vormen sleutelstrategieën. Opvallend was de aandacht voor ecologische waarden, zoals dood hout en veteranenbomen. Tegelijkertijd is het anticiperen op toekomstige klimaatcondities urgent: 30% van de inheemse soorten zal het in 2050 vermoedelijk niet meer goed doen in Nederland. De boodschap was helder: data, diversiteit en beheerkwaliteiten zijn cruciaal voor een robuust stedelijk bomenbestand.
|
Verplanten, een eigen bomenweeshuis en een databedreven aanpak vormen sleutelstrategieën in Utrecht
| |
|
 | Jan-Willem de Groot |
|
|
Jan-Willem de Groot: meten is weten, tot op boomkroon-niveau
Jan-Willem de Groot, directeur van Terra Nostra sloot aan met een technische verdieping op de toepassing van de 3-30-300 regel. Geen abstracte ambitie, maar concreet doorrekenen op wijk, straat- en zelfs gebouwniveau. Hiervoor gebruikte de Groot een casus uit Ede. Dit liet zien hoe je zo'n analyse opbouwt: van kruinen tellen en meten tot het koppelen aan bewonersdata en gebouwtypes. Een belangrijke stap is scherp definiëren wat telt als boom of groengebied. In het rekenmodel van Terra Nostra geldt een boom pas vanaf 8 meter hoogte of 20 m² kroonoppervlak. En 'toegankelijk openbaar groen' is niet hetzelfde als 'een strook gras tussen twee wegen'. Deze definities maken het verschil tussen een globale inschatting en bruikbare stuurinformatie. Volgens De Groot is het zaak om de 3-30-300 regel vooral te zien als werkmodel, niet als einddoel: 'De kracht zit in het concreet maken waar je staat - en wat er dus nog moet gebeuren.'
 | Dirk Doornenbal |
|
|
|
'Bomen verplanten is geen noodgreep, maar een vak'
| |
|
Bomen verplanten als serieuze klimaatmaatregel
Dirk Doornenbal, algemeen directeur van de NBB-Groep / Nationale Bomenbank, hield een pleidooi voor het serieus nemen van grote bomen als onderdeel van ruimtelijke ingrepen. Niet als obstakel, maar als waardevol kapitaal. Zijn centrale boodschap: verplanten is geen noodgreep, maar een vak. 'We doen dit al ruim vijftig jaar en weten inmiddels precies wat werkt en wat niet.' Doornenbal nam de zaal mee in het proces: van boomselectie en groeiplaatsanalyse tot kluitberekening, transport en nazorg. 'Pas als je dat goed regelt, heeft de boom een toekomst op zijn nieuwe plek.' Wat volgens Doornenbal opvalt, is dat gemeenten en aannemers de techniek vaak onderschatten - of verplanten überhaupt niet overwegen. Terwijl het volgens hem juist loont: ecologisch én economisch. Je behoudt volwassen bomen, vermijdt kap en CO₂-uitstoot, en geeft identiteit aan nieuwe plekken.
 | Huib Sneep |
|
|
Wat werkt wél, en wat niet bij verplanten van bomen
Huib Sneep, directeur van Greenwave Systems en boomverplantingsspecialist, gaf een scherpe analyse van wat er in vier decennia praktijkervaring geleerd is over het succesvol verplanten van grote bomen. Hij heeft samen met Roel Vermeulen uitgebreid onderzoek gedaan naar oudere verplantingsprojecten - sommige tot wel 40 jaar terug - en keek daarbij niet alleen naar overleving, maar ook naar vitaliteit, groei en structuurontwikkeling. Zijn conclusies zijn genuanceerd. Ja, veel bomen overleven een verplanting, mits aan randvoorwaarden wordt voldaan: een goede groeiplaats, een passende kluitmaat, nazorg, én een stabiele omgeving zonder herhaalde verstoring. Maar nee, niet elke verplanting is automatisch duurzaam. Sneep pleitte dan ook voor meer monitoring, meer kennisdeling en beter ontwerp vooraf. Zijn presentatie maakte duidelijk dat de details het verschil maken: bijvoorbeeld het tijdstip van verplanting, de mate van wortelsnoei vooraf, en de afstemming met civieltechnische infrastructuur. Ook Sneep deed een oproep om verplantbaarheid een integraal onderdeel te maken van de ontwerp- en planningsfase van bouwprojecten. Sneep gaf ook kritische kanttekeningen bij projecten waar bomen weliswaar technisch gezien de verplanting overleven, maar daarna structureel achterblijven in groei door slechte nazorg of een verkeerde standplaats. Hij sloot af met een oproep tot realisme: 'Verplanten is een middel, geen wondermiddel. Maar als we het goed doen, kunnen bomen generaties overstijgen.'
LOGIN
met je e-mailadres om te reageren.
|
|
|
Er zijn nog geen reacties. |
Tip de redactie
|